Ten Post

Ten Post wordt voor het eerst genoemd in een Friestalig verdrag uit 1385. Hieraan hangt het zegel van een hoofdeling met de naam "Gerbod to tha Posta". Het verdrag is bewaard gebleven in het Rijksarchief in Groningen. In een andere oorkonde wordt dezelfde man Gerbod Aukema genoemd.
In een oorkonde uit 1397 wordt ene Hessel to den Post genoemd. 

In eerste instantie was het niet meer dan een gehucht met enkele kleine boerderijen.

Pas in de 19e eeuw begint het aantal inwoners toe te nemen. Door de uitbreiding van de scheepvaart door het Damsterdiep en de daaraan gekoppelde activiteiten groeien Ten Post en het naastgelegen Kroddeburen snel naar elkaar toe. Er komen in deze tijd ook enkele voorzieningen in het dorp.
In de tweede helft van de 19e eeuw groeien Ten Post en Kroddeburen aan elkaar vast.
Na 1900 is er meer uitbreiding in de vorm van linten. Na 1900 komen er ook twee scholen in het dorp. Vanaf 1945 wordt met name gebouwd aan de westkant van de oude Rijksweg. De in 1958 aangelegde nieuwe rijksweg, de huidige weg N360 Groningen-Delfzijl, zorgt voor een nieuwe tweedeling van Ten Post.

Beschrijving van van der Aa uit 1846 (bewerkt):
POST (TEN), gehucht in Fivelgo, provincie Groningen, arrondissement en kanton Appingedam en 3 uur ten zuidwesten daarvan, gemeente Ten Boer en 1/4 uur ten noordoosten daarvan, 20 minuten ten westen van Wittewierum, waar het bij hoort, aan het Damsterdiep, met 36 huizen en 200 inwoners. Er is ook een, in 1836 geheel nieuw gebouwde school die gemiddeld door 90 leerlingen bezocht wordt en in het jaar 1846 is er door de Christelijk Afgescheidenen een kleine kerk gesticht.
Er zijn mensen die menen, dat bij dit gehucht vroeger een sluis zou hebben gelegen, maar dis is alleen maar een vermoeden, gebaseerd in het diep gevonden houtwerk. --- Bij de Mude hier stond vroeger het kasteel Ailsum.
Aan de zuidzijde van het Damsterdiep, bij Ten Post, ligt een mooie ruime wierde, waar op de oostelijke voet of helling veel geraamtes van lijken bij het ploegen ontdekt zijn. Sommigen gaan er van uit dat deze geraamtes afkomstig zijn van het gevecht tussen Lodewijk van Nassau en de Spaanse bevelhebber Arenberge, maar dat is niet meer dan een gissing.
Dit gehucht werd in 1536, door Gelderse troepen in brand gestoken.
In dit gehucht op de rechteroever van het vaarwater, lag ooit de borg, Huis ter Mude genaamd, welke de wieg en bakermat van de aanzienlijke familie Rengers was, die in een grote reeks jaren mannen met hoge betrekkingen en namen heeft opgeleverd. Wij herinneren ons daarvan alleen Johan Rengers van Ten Post, die door zijn kroniek en andere nog onuitgegeven geschriften en door zijn staatkundige loopbaan met roem bekend is. In de Saksische oorlog, toen de troepen van de Oost-Friese Graaf Edzard Appingedam bezet hield, hebben de Groningers in het jaar 1500, het Huis te Oosterwijtwerd en het Huis te Mude bij Ten Post van bolwerken voorzien en om het laatstgenoemde een wal met een dubbele gracht gemaakt, vooral, om het land te beveiligen en dekking te geven aan het transport van graan naar de markt van Groningen.



B.H. Wiersema schreef het volgende verhaal in de kerkbode:

TEN POST
Ten Post is vroeger nooit een kerkdorp geweest.
           In oude stukken lezen wij: "Ten Post, een gehucht tussen Wittewierum en Kroddeburen".
          Wittewierum, bekend door het klooster "Bloemhof", bleef ook na het verdwijnen van "Bloemhof" het kerkdorp en Ten Post en Kroddeburen behoorden beide tot het kerspel Wittewierum.

          Echter, omstreeks de Afscheiding in 1834 waren er in Wittewierum nog elf huizen. De Afscheiding had dan ook in de kerk van Wittewierum plaatsgevonden.
          De hervormde kerk bleef hier wel bestaan, maar de Afgescheidenen, de gereformeerden, gingen later een kerkgebouw in Ten Post bouwen.

          Wanneer is Ten Post dan ontstaan en hoe komt men aan de naam? Over het ontstaan kan ik geen gegevens vinden.
          De naam Ten Post, vroeger Tho Post of Te post geschreven, duidt er volgens sommigen op, dat we te maken hebben met een post. Dr. W de Vries in "Groninger plaatsnamen" zegt daarvan: "Voordat het Damsterdiep gegraven is, kan hier een post gelegen hebben (dikke plank in 't Gronings)
Later was er een primitief bruggetje, waaraan de naam Leutjepost werd gegeven.
Men neemt aan, dat de kleiweg, nu Medenweg, Wittewierum naar Winneweer, de verbindingdweg was.
Ook K ter Laan spreekt van een dikke post of bouwpost. Hij zegt: "vroeger was er bij veel boerderijen een brede plank of post bij de stookhut of boenplaats".

          Het oudste deel van Ten Post ligt aan het Trekpad langs het Damsterdiep. Vrijwel al deze huizen hadden het gezicht naar het Damsterdiep en een smal weggetje tussen de huizen en het water. In veel van deze huizen woonden koemelkers, zoals in die tijd hun benaming was. Deze koemelkers hadden zo te begrijpen valt, hun mestvaalten achter hun schuurtjes en daarmee dus aan de kant van de rijksweg. Dit gedeelte weg was lager gelegen met het gevolg, dat de gier over de weg liep. Het regende dan ook klachten bij het gemeentebestuur en provinciaal bestuur, maar wat moesten deze er aan doen? Totdat, aan de westzijde van de Rijksweg, de geref. kerk gebouwd zou worden en toen was het afgelopen; de koemelkers kregen strenge beperkingen opgelegd.
Het gevolg was wel, dat de koemelkersbedrijven verdwenen en de huizen werden afgebroken of verbouwd, nu echter met de voorgevel naar de Rijksweg.
In oude stukken op het gemeentehuis in Ten Boer, las ik over de woningen van Ten Post: "Bouwkundige rommel, dat zijn weerga niet heeft in enig ander dorp."

          Ten Post was inderdaad, en ook Kroddeburen, een dorp van koemelkers. In een zeker jaar kwamen ze tot een aantal van 53 koemelkersbedrijfjes.
          Het waren bijna allemaal landarbeiders; de man werkte bij een boer in deze omgeving.
's Morgens molk deze arbeider met zijn vrouw hun koeien, terwijl in de meeste gevallen de vrouw het 's middags alleen moest doen. Ook het overige werk op deze bedrijfjes moest dan door de man 's morgens vroeg of na zes uur worden gedaan.
De werkdag op de boerderijen begon namelijk om 7 uur. 's Morgens tot 12 uur en van 1 tot 6 uur en dat 6 dagen in de week. Iedere komelker had één of meer stukken land en 2 tot 10 of 12 koeien. Had men meer land en koeien dan behoorde men tot de boeren.
          Het in gebruik zijnde land was merendeels gehuurd land en ieder wilde graag huurder blijven. Wanneer men niet meer kon inhuren bleef er niets anders over dan de koeien te verkopen. Om de 3 of 6 jaar werd het land weer verhuurd. En men bood een hoge huur om toch maar huurder te kunnen blijven,
          De melkprijs bij levering aan de fabriek lag toen op 2 à 3 cent in de zomer en op 7 cent per liter in de winterperiode.
          Ik herinner me nog een publieke verhuring van een deel van de "Graslanden", waarbij de notaris tijdens de verhuring opmerkte: "het land wordt niet verkocht, maar alleen verhuurd".